Instructie op Het Baken
EDI
Op het Baken maken wij gebruik van het Expliciete Directe Instructie model. EDI bestaat uit een aantal vaste lesonderdelen, aangevuld met technieken. Het doel van EDI is om de leerstof succesvol aan te leren aan alle leerlingen. De sterke, de gemiddelde én de risicoleerlingen. Er zijn vier kenmerken van een EDI-les: het lesdoel, controle van begrip, leerlingen activeren en de lesafsluiting.
Het Lesdoel
Een goede les heeft een duidelijk doel dat concreet omschrijft wat de leerlingen aan het eind van de les weten en kunnen. Bovendien is een duidelijk doel controleerbaar. Het doel wordt tijdens de les regelmatig herhaalt, zo blijven leerlingen actief betrokken worden bij wat ze gaan leren.
Controle van begrip
Bij een EDI-les controleert de leerkracht tijdens het lesgeven voortdurend of de leerlingen de leerstof begrijpen. Het controleren van begrip tijdens een EDI-les gaat als volgt: de leerkracht legt uit en stelt om de paar minuten vragen aan de leerlingen over wat deze zojuist heeft uitgelegd.
Leerlingen activeren
Wij betrekken leerlingen constant bij de les. Door leerlingen te activeren blijven ze alert. Dit doen wij onder andere met wisbordjes of willekeurig beurten te geven met een beurtenbakje. We werken ook veel samen met een maatje.
Lesafsluiting
Tijdens de lesafsluiting laten de leerlingen zien of ze het lesdoel beheersen. Dit doen ze door een korte opdracht te maken of een controlevraag te beantwoorden.
Blokjes
In alle groepen 3 t/m 8 hebben leerlingen een ‘zelfstandig werken blokje’. De leerling kan tijdens het zelfstandig werken hiermee verschillende signalen geven. Legt de leerling het blokje op rood, wil deze niet gestoord worden. Legt de leerling het blokje op groen, kan een andere leerling vragen stellen of kunnen leerlingen elkaar even om hulp vragen. Legt de leerling het blokje op de vraagteken, kan deze een vraag stellen aan de leerkracht. Doordat de leerling een blokje neerlegt en geen vinger opsteekt, kan deze ondertussen even doorwerken aan een andere opdracht.
Het verkeerslicht
In alle groepen wordt gewerkt met een verkeerslicht. Staat het licht op groen dan mogen de kinderen hulp vragen aan de leerkracht. Staat het licht op oranje dan maakt de leerkracht, na een korte klassikale instructie, een vaste ronde door de klas om kinderen te begeleiden. Tijdens deze ronde is er tijd om echt kindgericht te werken. Als het licht op rood staat, dan zijn de leerlingen zelfstandig aan het werk, hierdoor leren ze op eigen kracht door te zetten. In de kleutergroepen wordt er alleen met het groene en oranje stoplicht gewerkt. Ieder schooljaar wordt er veel aandacht besteed aan het toepassen van deze regels.
Zelfstandige werktijden, dag- en weektaken
Er is in de groepen 3 t/m 8 structureel tijd ingeruimd voor het zelfstandig werken in de groep. Zelfstandig werken vergroot het gevoel van autonomie en competentie. Ook leren de kinderen plannen, samenwerken en reflecteren op hun werk. De leerkracht neemt regelmatig de tijd om hun zelfstandig werkgedrag te bespreken en te evalueren met de kinderen. Uiteraard is dit een prima voorbereiding op het voortgezet onderwijs. Voor de leerkracht biedt deze zelfstandige werktijd de mogelijkheid om te kunnen observeren of extra instructie te geven.